AchtergrondverhaalInterview

GETUIGEN VAN EEN OUDE OORLOG LATEN ZIEN WAT WE OOK NU NIET MOGEN VERGETEN

By 4 mei 2020 februari 7th, 2022 No Comments
Door Martine Jansen
13 maart 2020: de langverwachte heropening van het Airborne Museum Hartenstein in Oosterbeek. Wat een feestelijke dag had moeten worden, is nu een dag als ieder ander. Joop Onnekink (84), Jan Loos (89) en Wil Lamers (84) zouden erbij zijn. Maar het coronavirus besloot anders. Een treurig lot voor het museum, maar ook voor de drie ooggetuigen van de Slag om Arnhem. Zij vertellen doorgaans hun verhaal aan gasten van over de hele wereld, jong en oud. Maar nu even niet. En dus spreek ik ze via deze weg. Op afstand, dat wel. Want ondanks hun optimisme, zijn ook zij in tijden van corona voorzichtig.

Arnhem, 17 september 1944. Het is een mooie zonnige herfstdag. De achtjarige Joop Onnekink loopt samen met zijn moeder naar huis. Ze hebben net een kerkdienst bijgewoond. Plotseling klinkt er een enorme klap. Uit het niets verschijnt een vliegtuig. “Ik zie het gezicht van de piloot achter het raampje nog voor me,” vertelt Joop vanaf de andere kant van de lijn. “Ik zal dat nooit meer vergeten. Tot op de dag van vandaag, herken ik het geluid van een Douglas DC-3 Dakota uit duizenden.”

17 september 1944, operatie Market Garden is begonnen. Voor de mensen in Arnhem en omstreken is dit het begin van wat later de ‘Heksenketel’ zal gaan heten. Negen dagen van onafgebroken gevechten tussen de Engelse paratroepers en Duitse SS-eenheden. De familie van Joop, zoals velen, zit er middenin. “In een flits zag de hemel zwart van de gekleurde stipjes. Als kind van acht vond ik het een wonderschoon spektakel. Maar mijn opa was realistischer: dit betekende opnieuw oorlog. En hij kreeg gelijk. Mijn beste vriendje werd geraakt door een verdwaalde kogel. Hij overleed ter plekke. Een van mijn ooms heeft geholpen hem te begraven in de tuin.”

De familie van Joop besluit het huis te verlaten. Het begin van een odyssee in de omgeving. Onderweg ziet Joop de granaatinslagen, dode soldaten en burgerlichamen op straat. Maar hij ziet ook de bevrijders. “Eenmaal in de schuilkelder kregen we regelmatig bezoek van de ‘tommies’ (Engelse soldaten). Dan kwamen ze even binnen om uit te rusten en een praatje te maken. Het is me altijd bijgebleven hoe vriendelijk ze waren. Hoe ontspannen ze daar dan zaten. Alsof er buiten geen oorlog gaande was. Die Britse para’s zijn voor mij het symbool van de bevrijding. Zij en de Engelse taal.”

Avontuur

Ook voor Jan Loos (89) staat de Engelse taal centraal in zijn herinneringen aan die tijd. “Ik kon al een beetje Engels. En als ik de kans kreeg, maakte ik graag een babbeltje met de Engelsen. Of ik hield hun geweer vast wanneer ze even een sigaretje rookten. Af en toe was ik doodsbenauwd voor wat er om ons heen gebeurde, maar daarna was het ook altijd weer over.”

Jan was al een tiener toen de Slag om Arnhem losbarstte. En de oorlog was voor hem eigenlijk meer een avontuur. “Jongens van 14 maken zich geen zorgen. Dat doen papa en mama wel. Ik wilde alles zien. Natuurlijk, de poging om weg te komen uit Oosterbeek in september 1944 herinner ik me nog goed. Die indrukken blijven. Ik heb toen voor het eerst doden gezien. Maar nadien heb ik er geen nacht van wakker gelegen.”

Ook de tijd net na de oorlog heeft Jan gewoon ondergaan. “Ik weet nog dat ik een schemerlampje had gemaakt van een Engelse handgranaat. Die heb ik toen voor 10,- gulden verkocht. Iedereen was gewoon hard bezig met de wederopbouw. Toen ik op latere leeftijd met veteranen sprak, besefte ik veel beter wat deze jongens destijds allemaal hebben doorstaan. Dan ga je anders tegen de oorlog aankijken.”

Jan is jarenlang actief lid geweest van het Comité Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld en het Comité 4 en 5 mei. Ook is hij al 15 jaar betrokken bij het Airborne Museum Hartenstein, als gids en als ooggetuige. Hij en zijn collega’s vertellen daar hun verhaal en het verhaal van Market Garden. Maar vooral ook het verhaal van de Engelse soldaten die vochten en sneuvelden in de regio. Door over de doden te vertellen komen ze weer even tot leven.

Bevrijding

Ook Wil Lamers (84) woonde in Arnhem toen op 17 september 1944 de hemel zwart kleurde. De evacuatie uit Arnhem die volgde op de strijd, is wat hem het meest is bijgebleven. “Op de fiets door die verwoeste stad naar het noorden, naar Sappemeer in Groningen. Ik had een klein jongensfietsje. Het was een tocht van enkele weken.”

Aan de feestelijkheden rond de bevrijding in 1945, heeft Wil minder herinneringen. “Je moet je voorstellen, in zo’n klein dorpje in Groningen woonden maar weinig mensen. Een volledig verlaten landschap met af en toe een fietser of wandelaar. En dan verschijnt er ineens een Canadese kolonne aan tanks en pantservoertuigen. Dat was natuurlijk een geweldig gezicht. Vooral voor de volwassenen. Zij hadden alles veel bewuster meegemaakt. Mijn vader heeft tijdens de evacuatie van Arnhem bijvoorbeeld Engelse soldaten moeten begraven, onder toeziend oog van de Duitsers. Hij wist wat dit betekende. Maar ik zelf heb aan de bevrijding niet veel herinneringen overgehouden.”

Voor Joop is dit anders. Joop had een vader die in het begin van de oorlog bij het ondergrondse verzet was gegaan. De reden waarom Joop en zijn familie maanden hebben vastgezeten in kamp Vught. Joop heeft zijn vader de rest van de oorlog dan ook niet meer gezien. Tot die dag in april 1945. “Mijn vader keerde na al die jaren terug uit Engeland. Je kunt je voorstellen hoe blij we waren.”

Corona

Dat er door corona nu niet herdacht kan worden zoals we gewend zijn, vindt ook Joop jammer. “En dat de heropening van het Airborne Museum nu niet door kon gaan vind ik erg teleurstellend. Maar er zijn ergere dingen in het leven. Deze situatie is ook op geen enkele manier te vergelijken met de oorlog. Dat was veel benauwder. Ook al kunnen we nu even niet gaan en staan waar we willen, we leven wel in vrijheid. Ik leef mee met de mensen die door corona getroffen zijn. Maar ik ben niet bang. Op 4 mei gaat gewoon de vlag halfstok en op 5 mei gaat hij uit.”

Ook Wil vindt het verschrikkelijk jammer de heropening van het museum te hebben moeten missen. “Maar het is niet anders. Ik ervaar deze tijd ook niet als een oorlog, maar de angst is er wel. Ik doe nu niets. Ik ga nergens naar toe en er komt niemand op bezoek.”

Voor Jan is de huidige crisis maar weer eens het bewijs dat wij mensen de neiging hebben om ‘een te grote broek aan te trekken’. “Het is jammer dat we door corona dit jaar geen uitbundig feest van de bevrijding kunnen maken, maar we hebben de touwtjes niet in handen. Ik zou dit jaar misschien de festiviteiten in Wageningen bijwonen, maar ik accepteer dat er nu dingen zijn die niet kunnen. Volgend jaar kunnen we ook weer herdenken: 75 jaar + 1. Of anders op naar de 80!”

Het verhaal van de ooggetuigen van De Slag om Arnhem is gepubliceerd op de site van VersPers.